[Inhoud] I. IN DE ZEVENWOLDEN.
Inhoudsopgave In het heb ik u verteld, hoe benieuwd wij al jaren lang waren naar het land van Kuinder en Linde. Telkens als wij naar het Noorden reisden, naar Terschelling of naar Schiermonnikoog, werd onze aandacht getrokken door het heuvelland van Steenwijkerwold en Peperga, waar de spoorweg gaat door een diepe insnijding, met brem begroeid. En verderop kruisten we dan allerlei geheimzinnige riviertjes, eerst de Linde met zijn moerassig oeverland en dan een paar van minder allooi; de eene heet Scheene en de andere voert den griezeligen naam van Metworst-vaart. Ten slotte kwam dan de Kuinder of Tjonger zelf, die vooral sinds haar kanalisatie er nog al belangrijk uitziet en afkomstig is uit de verre venen en verlokkelijke boschstreken.
Eindelijk kwam het zoover en konden we een viertal zomerdagen besteden aan de uitvoering van ons geliefkoosd plan. De sneltrein naar het Noorden bracht ons vlug in Meppel, en even na den middag stapten we uit in Wolvega (17), waar we voor een dag of drie ons hoofdkwartier dachten op te slaan. Maar het eene hotel werd juist vertimmerd en in het andere was een groote drukte, zoodat we na kort beraad ons rijwiel bestegen, om een welbekend verblijf op te zoeken in Heerenveen. Intusschen, toen we in een paar minuten het bruggetje over de Scheene hadden bereikt, begrepen we, dat we nu veel te vroeg in Heerenveen zouden aankomen en dan onzen middag eigenlijk zouden versnipperen. We besloten daarom een omweg te maken en sloegen den eersten zijweg naar links in, het zindelijke klinkerweggetje naar Oldeholtwolde.
Het was een groot genoegen, weer eens een zwerftocht te beginnen door een voor ons geheel nieuwe streek. Het begin zag er echter vrij gewoon uit, de weg en zijn bermen, de [8]lage elzen en wilgen, de slooten en de weilanden zagen er weinig anders uit dan in Holland. Maar toen we Oldeholtwolde door waren en nog weer een bocht hadden gepasseerd, ging de weg heel eventjes stijgen, bijna onmerkbaar, maar gestadig. We beklommen den zandrug, die de scheiding vormt tusschen de dalen van de Linde en de Tjonger. Denk u echter die dalen niet te diep en die scheiding vooral niet te hoog. Intusschen maakte het weiland plaats voor roggevelden en aardappelakkers, de slooten werden vervangen door walletjes en, wat wel het aardigst was, bij de huizen of in verloren hoekjes lagen allemaal stukjes bosch. Dat was dan soms maar een enkel eikje of berkje of een paar bremstruiken, maar de grond er om en er onder was begroeid met de echte boschplanten, met groote sterremuur, dalkruid, lelietjes van dalen, anemoontjes, varens van allerlei soort en wel heel veel de mooie koningsvaren, het schoonste sieraad van venige woudstreken.
Nog voor we het hoogste punt van de waterscheiding hadden bereikt, sloeg de weg weer oostwaarts af en nu hadden we naar links voortdurend een aardig uitzicht op nog grootere boschjes, meest dennetjes en akkermaalshout, afgewisseld door akkers.
Welgemoed bereikten we het dorp Oldeholtpade met zijn aardige vlugge torenspits. We zouden al spoedig merken, dat in deze streek van Friesland een mooie hooge toren met slanke spits bijzonder gewaardeerd moet worden, want er zijn er niet veel.
Even voorbij de kerk staat een kring van boomen, dat ziet er net uit, of we daar te doen hebben met de een of andere geheimzinnigheid uit vroeger tijden, maar daar zijn ze toch te jong voor. Intusschen zijn we hier wel op een plek, die in de historie bekend is. Langs die boomen gaat een pad naar rechts, dat zou ons over de hoogte heen brengen naar een bruggetje over de Linde en dan verder over Westerhoeven naar Noordwolde. Tusschen twee haakjes ge moet er aan wennen, dat hier in de dorpsnamen telkens ge-old of ge-holt of ge-wold wordt; dat komt allemaal van die oude bosschen.
Maar om op dat pad terug te komen, dat wij echter thans niet zullen inslaan, dat is nu een van de alleroudste toegangswegen tot Friesland, waarschijnlijk veel ouder dan de weg over Wolvega. Een paar duizend jaar geleden strekte zich hier een bijna ontoegankelijk woud uit, het Baduhenna woud. Sommige meenen, dat het "pade" in Oldeholtpade en Nijeholtpade nog aan dien naam herinnert. De oude Tacitus heeft het er ook over en vertelt dan, dat-en dat moet dan hier in de buurt van Oldeholtpade gebeurd zijn-bij gelegenheid van den opstand der Friezen tegen de Romeinen, in dat Baduhenna woud een groote afdeeling van het Romeinsche leger een nederlaag geleden heeft, wat niet belette, dat beide volken zeer kort daarop toch nog heel goede maatjes zijn geworden. Maar als je bij Tacitus leest, hoe de troepen met planken en balken, bruggen en vondertjes, schuiten en vlotten moesten werken, om in het land door te dringen, dan ga je het heden waardeeren, ofschoon de wielrijder thans nog in Friesland op menige plaats geen weg kan vinden. Dat beseften we nog eerst recht, toen we Nijeholtpade door waren en we naar links een overzicht kregen over de Tjongerlanden. Zoover het oog reikte niets dan hooiland, afgewisseld met breede, donkere veenslooten. Hoog wuifden de grassen, de boterbloemen [11]en de wilde zuring, want het was in het begin van Juni. Langbeenige, langsnavelige grutto's zweefden met trillende vleugels boven het kleurige veld en lieten allerlei geluiden hooren van vrees of vreugd. Ook buitelden er kieviten en de kwartelkoning, verborgen tusschen het gras knarste onophoudelijk zijn "sneers, sneers". Dan kwam er een groote zwarte plek tusschen de bloemen, daar werd nog geveend. Hier lag veenbagger over het land gespreid (12), ginds was die al gedroogd en werd ze aan stukken gesneden, die gestapeld en gedroogd, tot harde, korte turven zouden worden. Twee mannetjes in de onmetelijkheid waren daarmee bezig. [9]
1 HERBERGJE BIJ OUDESCHOOT
2 DE WOLVEGASTERSLOOT BIJ NIJELAMER
3 WOUDWEGJE TUSSCHEN NIJELAMER EN SONNEGA
4 WOLVEGA-STRAATJE
5 DE LINDEBRUG TUSSCHEN WOLVEGA EN PEPERGA
6 PEPERGA-HAVENTJE
JAN VOERMAN Jr.
[10]
7 FINKEGA-KERKJE
8 NOORDWOLDE
9 BOERDERIJ TUSSCHEN NOORDWOLDE EN OLDEBERKOOP
10 OLDEBERKOOP
11 HEIDELANDSCHAP BIJ OLDEBERKOOP
12 VEENBAGGEREN BIJ OLDEHOLTPADE
JAN VOERMAN Jr.
[11]
Langs den weg zelf lagen van afstand tot afstand aardige boerderijen in hun krans van boomen, meest wilgen en populieren, nog al ijl geplant, maar nadat we een klein half uurtje langs die hooi- en veenlanden hadden gereden, doemden dichtere boommassa's voor ons op, de huizen stonden dichter gereid en opeens waren we in een mooi dorp met een oud rechthuis, dat was Oldeberkoop (10), een van de oudste plaatsen in Friesland. De kerk konden wij eerst niet vinden, die ligt letterlijk geheel verborgen onder reusachtige lindeboomen. Maar het was een aardige kerk, al had men het gebouw ook heelemaal geel geolieverfd. Ook kregen wij hier onzen eersten zadeldak-toren te zien, zooals we er op onze zwerftochten ze nog bij dozijnen zouden ontmoeten. Men vindt ze ook hier en daar in Drente en Overijsel, maar in Holland nergens. Wel weer in Duitschland en Zwitserland en ook in Schotland. Er zit een verhaal aan vast van bepaalde volksstammen, die juist zulke torens bouwen, maar het rechte weet ik er niet van en daarom zwijg ik er maar liever over. Wat niet wegneemt, dat ik ze u nog menigmaal hoop aan te wijzen.
Wij slenterden wat door het dorp rond en vonden een voetpad door de velden, dat ons leidde naar de roggevelden omhoog en naar den zeer ouden zandweg, die door de heele lengte van de beide Stellingwerven loopt, langs de hoogte van het heuvelruggetje, dat de zuidelijke waterscheiding van de Kuinder vormt. Van hier hadden we een prachtig uitzicht op het lommerrijke dorp en op de bosschen van het Linde-dal. Bovendien waren de roggevelden vol prachtige blauwe korenbloemen, zoodat we in de allertevredenste stemming ons Oldeberkoop verlieten, om over Oudehorne en Nijehorne Heerenveen op te zoeken, het Friesche Haagje.
Als je in die richting Oldeberkoop verlaat, dan rijdt je eerst door de nieuwe villabuurt en dan langs de haven en door een mooie eikenlaan op de gekanaliseerde Tjonger aan. Daar vonden wij een groene brug (96) en bij de bruggewachterswoning dwars over den weg een groot groen hek, dat echter gastvrij open stond en we reden er dus welgemoed door heen. Dit is het hek van Schoterland of liever nog het hek van Friesland, want in de Stellingwerven, in het Overtjongersche, zooals ze dat noemen, daar wonen nog niet de echte zuivere Friezen, daar spreekt men niet de echte Friesche taal. Die Tjonger is werkelijk altijd een geduchte grensrivier geweest.
De weg werd hier heel mooi en leidde een heel stuk door echt oorspronkelijk woudgebied: boschjes van eiken en dennen, afgewisseld met hooge, bultige, venige hei (11). Hier [12]stond dan ook in volle praal als een kleine zonnebloem de Arnica te bloeien, de plant van de bergen en van de echte hooge grintgronden, die in den ijstijd zijn afgezet en waarop zich later het hoogveen heeft gevormd. In de Hollandsche plantkundeboeken heet die mooie bloem tegenwoordig "Valkruid", wat een heel leelijke naam is. Naar het...