DE STEKELHUIDIGEN (Echinodermata).
Inhoudsopgave Binnenslands en in het zoetwater bestaat geen gelegenheid om kennis te maken met levende Stekelhuidigen. Des te rijker is de zeekust er van voorzien. Aan de zandige oevers van de Noordzee althans heeft men slechts den ebstroom te volgen om karakteristieke leden van deze hoofdafdeeling in grooten getale te ontmoeten. De naam Zeesterren of Vijfhoeken, die de bewoners van alle kusten aan deze dieren gegeven hebben, is gegrond op den zeer eigenaardigen bouw van hun lichaam. Dit is n.l. samengesteld uit afwisselend geplaatste "stralen" en "tusschenstralen" (radiën en interradiën, in den regel 5), die op zulk een wijze om één gemeenschappelijke as gerangschikt zijn, dat telkens het midden van een tusschenstraal juist tegenover het midden van een straal ligt. Niet slechts bij uitwendig, maar ook bij inwendig onderzoek blijkt de gelijkvormigheid dezer lichaamsdeelen. Sommige organen vindt men op overeenkomstige plaatsen in iederen straal terug; andere komen op gelijke wijze in iederen tusschenstraal voor; van beide is het aantal dus gelijk aan dat der afdeelingen, of aan een veelvoud er van. Andere organen (n.l. zulke, waarvan het dier er slechts één bezit, zooals de mond en de aars) zijn in de as gelegen. Met het oog op deze feiten spreekt men van straalsgewijzen bouw, van radiale symmetrie. Men stelt zich voor, dat de Stekelhuidigen verdeeld kunnen worden in een aantal volgens één as samenkomende gelijke of althans gelijkvormige stukken (antimeren), ieder gevormd door één straal en de beide aanliggende halve tusschenstralen.-Er zijn echter ook organen, welker plaatsing met den genoemden regel strijdt, die niet in iedere antimeren voorkomen en ook niet in de as gelegen zijn: hun ligging bepaalt een vlak, waardoor het lichaam in twee gelijke helften wordt verdeeld en dus overeenstemt met het symmetrie-vlak, dat bij alle vroeger behandelde dieren meer of minder duidelijk viel waar te nemen. Evenals deze, zijn de Zeesterren dus bilateraal-symmetrisch. Onmiddellijk blijkt dit bij vele andere Stekelhuidigen, o.a. bij Holothuriën, die dikwijls zeer sterk afwijken van den typischen cilinder-vorm en bij de Spatangen, die, van boven gezien, een hartvormige figuur opleveren. Het duidelijkst is echter de bilaterale symmetrie gedurende den larvetoestand; bij de meeste Stekelhuidigen is dan geen spoor van straalsgewijze rangschikking der organen zichtbaar. De meeste leven vrij: de Zeeleliën blijven na den larvetoestand levenslang of gedurende geruimen tijd door tusschenkomst van een steel aan den bodem bevestigd. Bij alle ontstaan in de huid verkalkte, netsgewijs gebouwde skeletdeelen: bij sommige (vooral bij Holothuriën) zeer klein, onsamenhangend en verschillend van vorm, bij andere daarentegen groot, plaatvormig en (al of niet beweegbaar) tot een geheel verbonden. Hoewel het door deze (soms wel 1 cM. lange) platen gevormde pantser dikwijls "schelp" wordt genoemd, is het volstrekt niet (als bij de Mossels en Slakken) een uitwendig omhulsel, maar wel degelijk een in de huid aanwezig, aan stofwisseling onderhevig skelet. Niet zelden heeft dit huidskelet beweegbare, al of niet stekelvormige aanhangsels; het duidelijkst zijn deze bij de Zeeëgels, hoewel ook vele Zeesterren en Slangsterren een zeer oneffene oppervlakte vertoonen. Aan deze aanhangsels is de naam der hoofdafdeeling ontleend.
Stekelhuidigen uit de Middellandsche Zee:-1) Asteriscus verruculatus.-2) Asteracanthion roseum (zie de ambulacraalvoetjes aan de benedenvlakte).-3 en 4) Asteracanthion tenuispinum (het bij 3 afgebeelde exemplaar toont aan 2 armtoppen de ambulacraalgroeve; boven de plaats van aanhechting dezer armen, dicht bij het midden der schijf, is de madreporenplaat zichtbaar).-5) Cucumaria Hyndmani.-Op den voorgrond: Kokerwormen (Serpula).
Alle Stekelhuidigen bezitten een goed ontwikkeld darmkanaal, omgeven door een lichaamsholte, aan welks wand het is vastgehecht. Met uitzondering van de Slangsterren en sommige Zeesterren, die de aarsopening missen, heeft het zoowel een mond als een aars.
De meeste Stekelhuidigen hebben zoogenaamde ambulacraalpootjes, regelmatig op reeksen geplaatst, die ambulacra heeten. Wanneer men een levende Zeester in een schotel met zeewater voor zich heeft, blijkt het spoedig voor welk doel deze organen dienen. Uit de groeve aan de onderzijde van iederen straal komen honderden aan handschoenvingers herinnerende, holle buisjes te voorschijn; zij zijn ieder aan den top voorzien van een hechtschijfje, dat zich aan 't eerste 't beste voorwerp vastklemt. Zoodra het dier een voldoend aantal van deze ankers uitgeworpen heeft, verkort het de gestrekte buisjes, waardoor het lichaam langzaam naar de nieuwe bevestigingsplaatsen wordt verschoven. Het uitsteken en verlengen van de ambulacrale pootjes geschiedt door inpersing van water. Met ieder dezer organen staat binnen in het lichaam een klein, samentrekbaar blaasje (ampulle) in verband; het wordt gevuld door een kanaaltje van het watervaatstelsel, dat bij de meeste Stekelhuidigen zijn inhoud door tusschenkomst van een zeefvormig doorboorde plaat (madreporenplaat) van buiten ontvangt; bij de Holothuriën en Zeeleliën echter is dit vocht afkomstig uit de lichaamsholte, die door microscopisch fijne poriën of door dunne gedeelten van de huid voortdurend met zeewater gevuld wordt gehouden.
Bij eenige Holothuriën en een enkele Slangster komt hermaphroditisme voor; overigens hebben alle Stekelhuidigen de mannelijke en de vrouwelijke organen over verschillende individuën verdeeld. De meeste ontwikkelen zich uit eieren en ondergaan gewoonlijk in 't oog vallende gedaantewisselingen, voordat zij volwassen zijn; andere hebben, als zij ter wereld komen, dezen ontwikkelingsgang reeds voor een groot deel doorloopen. Sommige Zeesterren en Slangsterren planten zich niet slechts geslachtelijk, maar ook door deeling voort; dit is in zekeren zin een gevolg van hun zeer groot herstellingsvermogen; de armen geraken zeer licht los van de "schijf"; zeer spoedig worden zij echter door nieuwe vervangen, die aanvankelijk zeer klein zijn. Alle Stekelhuidigen zijn zeedieren; men vindt ze van de kust tot op diepten van meer dan 6500 M. en van de Noordpool tot aan de Zuidpool. Zij worden in 5 klassen onderscheiden: 1) de Zeerollen of Zeebuidels (Holothuroidea), 2) de Zeeëgels (Echinoidea), 3) de Zeesterren (Asteroidea), 4) de Slangsterren (Ophiuroidea) en 5) de Zeeleliën of Haarsterren (Crinoidea).
EERSTE KLASSE.
DE ZEEROLLEN (Holothuroidea).
Inhoudsopgave Slechts zelden worden enkele vertegenwoordigers van deze klasse in de nabijheid van onze kust aangetroffen. Eén van die, welke men hier zou kunnen ontmoeten, is de hierachter (fig. 5) afgebeelde soort, welke op een diepte van 10 à 70 vademen de Middellandsche Zee en den Atlantischen Oceaan, langs de kusten van West- en Noord-Europa (ook de Noordzee) bewoont, Hyndman's Zeebuidel (Cucumaria Hyndmani) kan 5 cM. lang worden en heeft een grijze of witte, glanzige huid. Zijn wormvormig, van achteren dun eindigend lichaam is door de 5 (grootendeels dubbele) reeksen van ambulacraalpootjes, die zich op onderling gelijken afstand van voren tot achteren uitstrekken, min of meer vijfkantig. Van de 5 ambulacra behooren 3 tot de buikzijde (het trivium), 2 tot de rugzijde (het bivium). De mondopening is omgeven door 10 boomvormig vertakte voelers; de geheele krans kan door het inpersen van vocht uit het watervaatstelsel uitgestoken en met het geheele voorste lichaamsdeel door de spieren van het slokdarmhoofd in de lichaamsholte teruggetrokken worden. Behoudens de veel geringere lengte en minder sterke vertakking van de voelers, die vóór het middelste ambulacrum van het trivium gelegen zijn, heeft deze lichaamsafdeeling hetzelfde voorkomen als het bivium. Hiermede staat in verband, dat de Zeebuidel niet, zooals vele van zijne verwanten, gewoonlijk op den bodem verblijf houdt, maar allerlei verhevenheden, uitstekende rotspunten, groepen van oesterschelpen, bij voorkeur echter boom- of netvormige stokken van Hoornkoralen, beklimt. Dit geschiedt met behulp van de lange, dunne, tamelijk stijve ambulacraalpootjes, die slechts weinig teruggetrokken kunnen worden. Het spijskanaal is ?-vormig gekromd en loopt aan het achtereind van 't lichaam uit in de kloak, een zak met sterk gespierde wanden. De kloak staat tevens in gemeenschap met twee wijde, boomvormig vertakte buizen en dient, bij wijze van pomp, tot het vullen en ledigen van deze onder den naam van waterlongen bekende ademhalingsorganen. Na verscheidene snel opeenvolgende inademingen wordt door de wijd geopende kloak een dikke waterstraal in weinige sekonden naar buiten geperst. De microscopisch kleine diertjes, die onze Zeebuidel tot voedsel gebruikt, worden naar den mond gebracht door de voelers, die zich één voor één verkorten, binnenwaarts krommen en tot aan hun basis in het spijskanaal begeven. Zij worden, voordat zij op hun vorige plaats terugkeeren, door de beide kleine voelers tegen de mondranden aangedrukt en als 't ware afgelikt. Maanden lang kan dit dier in een aquarium in 't leven blijven. Nagenoeg voortdurend behoudt het de eens gekozen standplaats, waaraan het zich bij voorkeur met het achtereind van 't lichaam vasthecht; aan het verticaal omhooggerichte lichaam verschaffen de uitgespreide voelers een zeer fraaien tooi. De huid wordt gesteund door een zeer groot aantal rad- of roostervormig...